⚾ Honkbal & Matchfixing: voorbeelden en informatie
Wie denkt dat matchfixing iets van de afgelopen jaren is, heeft het mis. Matchfixing is wellicht al honderden - zo niet duizenden jaren oud. Matchfixing zou zelfs al in het jaar 267 bestaan hebben. In ieder geval is de afgelopen twee eeuwen matchfixing vaker in het nieuws geweest.
Matchfixing komt bij veel sporten voor, zo ook bij honkbal. Een voorbeeld van matchfixing bij honkbal is het bekendste schandaal rondom het team White Sox in 1919. Het is een berucht schandaal dat op iedere generatie wordt doorverteld.
Zo werkt matchfixing bij honkbal
Bij matchfixing is er maar één speler binnen het team nodig om het spel te kunnen saboteren. Dat betekent dat ook dat honkbal zeer vatbaar is voor matchfixing. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om als pitcher het spel zo te benadelen, dat het andere team er voordeel van heeft. In dit geval gaat het dan om expres verliezen. Maar uit ervaring blijkt dat wanneer één speler bij matchfixing bij honkbal betrokken is, vaak andere spelers er ook iets van af weten.
Net als bij andere sporten zijn er veel motieven om mee te doen aan matchfixing. Geld is het belangrijkste motief, zeker als blijkt dat een team goed presteert en een grote kans heeft om te winnen. Onderbetaling is voor spelers vaak een reden om zich toch in te laten met matchfixing.
White Sox (Black Sox) schandaal
Een goed voorbeeld van een matchfixingzaak bij honkbal waarbij geld een belangrijke rol speelde, was het Black Sox schandaal. Het honkbalteam dat zich met matchfixing in liet, heette White Sox. Daar komt dan ook de naam ‘Black Sox schandaal’ vandaan. Ook in dit geval was onderbetaling de belangrijkste reden om zich in te laten met criminele praktijken.
De honkballers van de White Sox speelden in 1919 tegen de Cincinatti Reds. De wedstrijd is niet eerlijk verloren. Pitcher Eddie Cicotte en eerste honkman Arnold Gandil zouden expres de wedstrijd vervalst hebben. Ze zouden door een groep gokkers benaderd zijn om de wedstrijd te beïnvloeden. Dat terwijl de White Sox heel goed presteerden in het honkbal. Het was dan ook opmerkelijk dat uitgerekend dit team de laatste tijd veel wedstrijden verloren had.
De belangrijkste reden om toch te verliezen, was het extra geld dat er voor het verlies geboden werd. In 1919 was Charles Comiskey de eigenaar van de White Sox. Comiskey zou zijn spelers onderbetaald hebben, waardoor het voor hen financieel interessant was om de uitslag vast te laten leggen.
Verlies tegen Cincinatti Reds
Tijdens de wedstrijd tussen White Sox en Cincinatti Reds gooide pitcher Eddie Cicotte de slagman raak. Dit was geen toeval, want het was van tevoren afgesproken dat dit zou gaan gebeuren. De altijd goed presterende White Sox verloren de wedstrijd uiteindelijk met een opmerkelijke 9-1. Opvallend was dat veel meer wedstrijden tegen de Cincinatti Reds verloren werden, mede doordat er slecht gespeeld werd.
Maar de deal kwam op een gegeven punt op losse schroeven te staan. De acht betrokken spelers van White Sox kregen hun geld niet en probeerden daarom alsnog het toernooi te winnen. De deal was geannuleerd. Dat mocht niet meer baten, want de Reds wonnen toch en de White Sox stonden met lege handen.
Er gingen jaren lang geruchten dat Eddie Cicotte bij matchfixing betrokken was.
Bekentenis Eddie Cicotte
Onlangs die geruchten, sprak Cicotte jarenlang tegen dat hij benaderd was door criminelen om de wedstrijd te beïnvloeden. Maar nadat er steeds meer bewijs ontstond voor de bewering, bekende Cicotte het vervalsen van de wedstrijd alsnog. Belangrijkste motief voor het vervalsen van de wedstrijd was dat hij geld nodig had. Zeven andere spelers bekenden vervolgens ook betrokken te zijn bij matchfixing.
Pas negen jaar later, in 1921 kwam er een proces om de spelers veroordeeld te krijgen. Ze kregen een zware straf; ze mochten levenslang de sport niet meer uitoefenen.
Matchfixing bij honkbal als cultureel erfgoed
Het schandaal van de White Sox is een van de weinige schandalen die in het honkbal uitgebreid bekend werd. Toch is het voor veel clubs nog een interessante zaak. Met name in Amerika wordt er nog vaak aan teruggedacht. In een onderzoek van de Radboud Universiteit blijkt het een ware culturele herinnering te zijn, zo stelt cultuurhistoricus Daniel A. Nathan. Naast Cicotte werd ook ‘Shoeless’ Joe Jackson een bekend sleutelfiguur van de fraude.
Andere populaire voorbeelden van dit schandaal zijn bijvoorbeeld F. Scott Fitzgeralds, die later in The Great Gatsby vertoond werd. Daniel A. Nathan bracht uiteindelijk een boek over het Black Sox schandaal uit. Het boek heet toepassing ‘Saying it’s so’, vernoemd naar een jongetje dat aan Joe Jackson smekend vroeg: ‘It ain’t true, is it, Joe?’. De honkballer zou hebben geantwoord: ‘Yes, I’m afraid it is.’ Daar komt in Amerika de uitdrukking ‘Say it ain’t so, Joe’ vandaan. In 1977 noemde de band "The Who" een popsong (‘Say It Aint So’) naar het schandaal.